‘Oh kijk! een programmeerbare robot!’ Brent (8) en ik (oké dan, 40) vliegen op de doos af en trekken hem open. Dit zijn namelijk de mooie dingen om tegen te komen in de kringloopwinkel. Een paar maanden geleden had ik ook al zo iets gevonden en betaalde toen maar 3 euro voor een zo goed als nieuwe (MIND)robot. We hadden er ooit één aan Brent gegeven voor zijn verjaardag en deze nam ik mee voor op school. Ik heb toen niet eens de moeite genomen om hem te declareren.
Brent en ik openen de doos om meteen daarna een beteuterd gezicht te trekken. De doos is leeg. Er ligt enkel nog een handleiding in. ‘Nou ja, sputtert Brent, denk je dat er iets leuks in zit, is tie leeg! Ik snap dat echt niet, echt super jammer!’ Even later geef ik de lege doos maar aan één van de medewerkers met de mededeling dat er niks meer van waarde in zit. Zuchtend schudt ze haar hoofd en zegt dat ze wel een vermoeden heeft van wat er met de robot is gebeurd. Iemand zal zijn of haar tas open hebben gedaan en dat ding er in hebben laten glijden. ‘Zonder handleiding?’ vraag ik. ‘Tja… zegt ze, je moest eens weten wat we hier allemaal zien, ik blijf me verbazen’.
Zo schijnen er dus mensen te zijn die spelletjesdozen openmaken en er dan een onderdeel uithalen om hun spel thuis weer compleet te maken. Daarmee laten ze een incompleet spel achter dat dus eigenlijk niet meer verkocht kan worden. Ook dumpen mensen van alles bij de Kringloop, of het nu verkoopbaar is of niet. Zo krijg je dus dingen die niet meer werken of dusdanig versleten of lelijk zijn dat geen mens het meer zou willen.
Ik moet opeens denken aan het afzichtelijk grote pluchen gevaarte wat ik onlangs zag staan. Daarvan had ik zelfs overwogen een foto te maken en een blog te schrijven over ‘dingen waarvan je wel begrijpt dat mensen die weg hebben gedaan’. Jammer eigenlijk, ik had die foto moeten maken. Het ding was oud, versleten en dus echt niet om aan te zien. De medewerkster wist precies welke knuffel ik bedoelde. Ze vertelde hoe ze daar onderling hadden gediscussieerd over de prijs. Daarbij was de grootste zorg hoe ze er van af moesten komen. Het prijskaartje was uiteindelijk op een euro of 2 uitgekomen. Wonder boven wonder was er uiteindelijk dus toch iemand die graag een afzichtelijk grote oude en versleten knuffel wilde hebben. Of zou iemand een grapje uit hebben willen halen bij een babyshower of een vrijgezellenfeest of zo iets?
De vloer bij het speelgoed ligt bezaaid met puzzelstukjes. Ook zo iets. Mensen komen daar met hun kinderen en laten even later een slagveld achter. ‘En dit valt nog hard mee’ zegt de medewerkster. Ik weet uit ervaring dat het soms echt een bende kan zijn. Mijn eigen kinderen neuzen natuurlijk ook, maar ik houd ze in de gaten en ik vind het belangrijk om de boel netjes achter te laten. En gelukkig ben ik geen uitzondering. Maar sommige mensen zijn kennelijk dus niet zo. En terwijl ik mijmer over die ‘sommige mensen’, bedenk ik me dat het gelukkig inderdaad maar ‘sommige mensen’ zijn. Er schiet me een boektitel te binnen van een boek dat mijn man onlangs heeft gelezen: ‘De meeste mensen deugen’. En ik denk bij mezelf. Gelukkig maar.
Eenmaal thuis begin ik maar eens wat te googelen. Tijmen had me ooit wat dingen verteld uit dat boek. Ik kijk een stukje van de wereld draait door en ik ben meteen enthousiast. Wat een fantastisch statement: ‘De meeste mensen deugen’. Het zou geen kwaad kunnen om eens wat meer vertrouwen te hebben in de ander. Via de media en Facebook komt er altijd enorm veel op me af. Met name verhalen van mensen die ‘niet deugen’ zeg maar. ‘Vreselijk’, zeggen we dan met zijn allen. En ook daarin sta ik versteld van de ongenuanceerde reacties die mijn vertrouwen in de mensheid danig doet slinken. Daartegenover staan ook wel weer heel veel ‘normale’ reacties en vermaningen met betrekking tot opmerkingen die niet door de beugel kunnen. En gelukkig kom ik in de dagelijkse praktijk (in het echt dus) bijna geen mensen tegen die roepen dat ze iemand gewoon op moeten knopen of weet ik veel wat voor gruwelijk lot men vindt dat een ander zou moeten overkomen. Nee, de meeste mensen zijn ontdaan en vol ongeloof als ze horen of lezen wat voor verkeerds of onredelijks iemand anders heeft gedaan. En ik denk dat daaruit blijkt dat het niet de norm is om zo te doen. De meeste mensen staan klaar voor de ander. De meeste mensen doen bijvoorbeeld vol overtuiging mee aan inzamelingsacties voor rampen. De meeste mensen zijn eerlijke vinders van bankpassen, gouden ringen of andere kostbaarheden. De meeste mensen willen dat de wereld beter wordt. De meeste mensen doen simpelweg hun best om het goede te doen.
Ja, ik denk dat die Rutger Bregman met zijn boek een fantastisch statement de wereld in heeft geschoten. Onbekend, nieuw? Nee, maar het kan denk ik echt een verademing zijn als je door alle negatieve berichten over wat mensen aan slechte dingen doen, eens een keer gaat lezen over het goede in de mens. Ik ga het boek dus maar eens om mijn gemakje lezen. Ik ga ervan genieten, want dit past denk ik helemaal in mijn straatje.
De mens is niet geschapen met als oer fundament iets beestachtigs. Welnee, wij hebben echt een prachtig vermogen om lief te hebben en we hebben een sterke behoefte aan (positieve) contacten en relaties. En we hebben een vrije keus, in een wereld die te maken heeft met gebrokenheid. Rutger Bregman gelooft trouwens niet meer in de hemel. Hij gelooft dat het goede uit de mensen moet komen, dat we het zelf moeten doen. En dat durf ik natuurlijk te betwijfelen. Sterker nog, ik geloof dat gewoon niet. Moeten we het zelf doen? Willen we het zelf doen? Serieus? Mijn God, wat ben ik dankbaar dat ik het nooit alleen hoef te doen. Ik zeg niet dat je zonder God geen goede dingen kunt doen, want de dagelijkse praktijk bewijst dat niet christenen net zo goed fantastisch goede en lieve mensen kunnen zijn. Maar die goede dingen, zijn die dan misschien toch een stukje van een God die ons het vermogen heeft gegeven om te geven om de ander, om lief te hebben? Zou toch zomaar wel kunnen toch?