‘Je hebt er moeite mee he?’ Zegt mijn collega terwijl ze met de rolmaat de afstand tussen de tafels opmeet. ‘Ja, best wel’ zeg ik. We hebben net de tafels uit elkaar geschoven en hebben gekeken naar looproutes en onderlinge afstand van anderhalve meter. Ik zit ergens mee. En dat is of het dit allemaal wel waard is. Binnen onze VSO (Voortgezet Speciaal Onderwijs) afdeling worden de nodige aanpassingen gedaan om weer zo goed, en bovenal, zo veilig mogelijk van start te kunnen gaan. Het protocol is gemaakt, met daarbij de nodige aantekeningen om het zo haalbaar mogelijk te maken. Helemaal goed dus…
Als we volgende week starten moeten jassen en tassen mee de klas in. Om zo veel mogelijk geloop te voorkomen. Op de gang kunnen de leerlingen van de verschillende groepen elkaar niet meer spreken en ontmoeten zoals ze gewend zijn. Geen sociale momenten meer daar. Gelijk de klas in en starten maar, maar niet met zingen, want ja, dan heb je weer meer druppeltjes.
Tot 15:00 zo veel mogelijk blijven zitten, geen opdrachten met samenwerken, alles op de eigen tafel en geen maatje ernaast. De opstelling in de klas lijkt nu wel een toetsopstelling. Wie weet brengt het toch onverwachts nog iets meer rust in de groep. Ik doe mijn best om positief te blijven, maar ik voel bij voorbaat al de enorme impact op onze kwetsbare doelgroep. We maken een rooster dat goed zou kunnen werken. Zo veel mogelijk afwisseling van werkvormen en aanbod. We doen ons best, willen de leerlingen graag weer in het echt zien, dus we gaan ervoor. Want één ding weten we zeker: We gaan er alles aan doen om die laatste 7 weken van het schooljaar zo leuk mogelijk te laten zijn.
‘En anders komen ze wel in jouw anderhalve meter’
Op de gang zie ik een collega met een leerling van de basisschoolleeftijd. Ze biedt hem ondersteuning terwijl hij met moeite een karretje uit de lift manoeuvreert. Het blijft jammerlijk haken bij de overgang naar de vloer. ‘En, hoe lukt die 1,5 meter?’ Vraag ik haar. ‘Nou’, zegt ze, terwijl ze me veelbetekenend aankijkt; ‘Dat lukt dus echt niet hoor. Als je even moet helpen of moet meekijken met lezen of ander leerwerk dan sta je al dichtbij en anders komen ze wel in jouw 1,5 meter’.
Ik zucht. Ik denk, en ik verdiep me. Ik kom o.a. uit bij Maurice de Hond. microdruppeltjes (aerosols), daar wordt je ziek van lijkt de conclusie uit zijn onderzoeken en peilingen. Het lijkt erop dat het gaat om hoe lang je samen in een ruimte bent waar die microdruppeltjes circuleren. Hoe langer die ingeademd kunnen worden door mensen, hoe meer besmetting. Verschillende praktijksituaties lijken dit te bevestigen. Ventilatie blijkt van grote waarde wat betreft de rondvliegende druppeltjes. Maar zijn het nu de kleine of de grote druppeltjes of allebei? Hoe dan ook, het zijn in ieder geval druppeltjes. Groot of klein of allebei, (Ik voel een mooie liedtekst aankomen).
En of een mondkapje die kleine druppeltjes tegenhoudt is de vraag. Want ik lees dat de mondkapjes van medici de kleine druppeltjes tegenhouden, maar alle andere mondkapjes dan weer niet (link). Ik probeer me voor te stellen hoe het is als je moet niezen met zo’n ding op, oh nee, toch maar niet…. Hoe dan ook, ik ben in de war en ik vraag mezelf af wat de nieuwste wetenschappelijke bevindingen zijn en of de regering daar ook écht gelijk wat mee doet. Wat weten wij, eenvoudige burgers niet? Zou de regering zich ook bezighouden met psychologie en welke keuzes baseren ze daarop i.p.v. op wetenschappelijk onderzoek? Zijn er belangen waar wij niet van weten? Maar ik ben dus gewoon een eenvoudige burger. Ik weet het echt niet.
Bang ben ik niet en ik maak me geen zorgen als ik weer een klas vol jongelui heb. Ten eerste moeten ze besmet zijn (of meenemen natuurlijk) om het virus over te dragen en niet ieder mens dat ik tegenkom is besmet. Af en toe bedenk ik me dat het handig zou zijn als mensen op zouden lichten bij besmettelijkheid. Zou echt een hoop schelen, maar ja, zo werkt het dan weer niet, helaas. Nee, bang voor corona ben ik niet. We doen wat we kunnen, nemen de hygiëneregels in acht en hoesten en proesten zo mogelijk niet in het bijzijn van anderen en als we hoesten en proesten, dan doen we dat braaf in onze elleboog.
‘Alsof we onze adem inhouden en langzaam verstikken.’
Het effect van de 1,5 meter regel is wat mij de das om begint te doen. Het krampachtige ervan, en de enorme impact op de basale behoeften van de mens. Alsof we onze adem inhouden en langzaam verstikken. Stukje bij beetje verkrampen we en de onbevangenheid is weg. Ik ben er moe van geworden en ik moet je bekennen, ik heb het lang uitgehouden zonder dit gevoel te hebben. Ik ben een brave burger, maar bij tijd en wijle wordt ik opstandig. Ik moet het nut inzien.
Het zit me dwars. Doe mij maar gewoon. Ik wil kunnen handelen vanuit mijn hart. Maar op dat lijntje zit nu zo veel ruis. Wie vertelt mij hoe het werkelijk zit, en wie overtuigt me ervan dat die 1,5 meter onomstotelijk de manier is waarop je besmetting voorkomt? En wat als de kans op besmetting groter wordt naarmate je langer met elkaar in een ruimte zit, wat betekent dit dan voor ons? Nee, ik ben niet bang, maar ik ben wel bezorgd. Om alles en iedereen, om wat het ons kost, en of het het waard is. You tell me…
Mooi verwoord, heel herkenbaar!
En helaas geen kant en klaar antwoord 😶 Maar wie weet…